Het huidige modelkader is vrij beschikbaar en kan dus in principe door iedereen gebruikt worden voor nieuwe beleidsvragen of effectenstudies. Het blijft echter nog noodzakelijk om basiskennis te hebben van programmeren om de tools die op Github beschikbaar zijn makkelijk te kunnen gebruiken. Ook is enige kennis van bodem-plant interacties en gewasmodellering nodig om de huidige tekortkomingen correct in te schatten. Om overheden of landbouwers ook zelf de mogelijkheid te geven met deze tool aan de slag te gaan is er nog een vertaalslag nodig naar de noden en achtergrond van deze eindgebruikers. Voor deze vertaalslag plaats kan vinden, is het aangewezen om op korte termijn nog aan een aantal tekortkomingen te werken in het model zelf en de input ervan.
Het modelkader met SWAP-WOFOST en open datalagen voor Vlaanderen bleek de gewasopbrengst bij benadering te simuleren, zelfs met beperkte invoergegevens en modelvereenvoudigingen. Er is echter zeker nog ruimte voor verbetering, zeker bij de voorspellingen voor suikerbiet.
De opbrengstdatabank bevat waardevolle maar beperkte gegevens, voorlopig vooral afkomstig van rassenproeven in West- en Oost-Vlaanderen. Meestal is er ook geen data beschikbaar over grondwaterstanden. Het is enerzijds nodig om bestaande oogstdata van proeven in heel Vlaanderen op te nemen in de databank, liefst via een gestructureerde samenwerking met alle proefcentra. Daarnaast zouden gerichte veldexperimenten onder verschillende, gekende hydrologische omstandigheden welkom zijn. Daarin zouden dan metingen van bodem- en gewasgroei moeten plaatsvinden met speciale aandacht voor droogte- en zuurstofstress voor de belangrijkste gewassen in Vlaanderen. Op die manier kunnen de gewasparameters worden bijgewerkt tot recente variëteiten onder Vlaamse omstandigheden, en kunnen locatiespecifieke beheersgegevens en omgevingsfactoren worden gebruikt voor modelvalidatie, waarbij aanzienlijke verbeteringen in de simulaties kunnen worden verwacht.
Modellen zijn slechts een vereenvoudiging van de werkelijkheid, en invoergegevens en parameters hebben inherent ook onzekerheid. Op regionale schaal waren alleen oude bodemeigenschappen uit de Aardewerk-databank en de Belgische bodemkaart beschikbaar. De maximale bewortelingsdiepte van de bodem werd benaderd op basis van het kleigehalte en de berekende bulkdichtheid. In werkelijkheid kan bodemverdichting de bewortelingsdiepte in landbouwgebieden beïnvloeden. Het zou wenselijk zijn de bewortelingsdiepte voor elk bodemtype te herzien en de bodemverdichting mee te nemen wanneer deze beschikbaar is. Momenteel is loopt er een project gefinancieerd door het Departement omgeveing van de Vlaamse overheid, nl. ‘Inschatting van de vochtretentiecapaciteit van bodems op basis van bodem- en landgebruikskenmerken’, dat gegund werd aan Antea Belgium, Universiteit Gent en de Bodemkundige Dienst van België en dat in februari 2025 klaar zal zijn. Het doel van dit project is om voor Vlaanderen actuele pedotransferfuncties voor bodemvochtkarakteristieken te bepalen via vlot meetbare bodemparameters. Deze informatie zal zeer waardevol zijn om de huidige bodemparameters in het model te verbeteren.
De karakterisering van de seizoensgebonden grondwaterstandschommelingen was gebaseerd op een eenvoudige sinusfunctie en geschatte kaarten van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en de gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG). Deze schommelingen kunnen ook worden geschat op basis van de drainageklassen op de Belgische bodemkaart, maar die zijn al verouderd en dus minder betrouwbaar. Er is momenteel een project gaande gefinancierd door het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid en uitgevoerd door oa Antea groep, nl. ‘Update drainageklassen van de bodemkaart’. Dit project zo een geactualiseerde kaart van grondwatertafels en drainageklassen moeten opleveren die ook als input voor het model in dit project kan gebruikt worden. Daarnaast is er behoefte aan een regionaal grondwatermodel dat de freatische grondwaterdynamiek beschrijft, die cruciaal is om de impact ervan op de groei van akkerbouwgewassen te voorspellen. Het lopende onderzoeksproject TURQUOISE, gefinancierd door FWO SBO, kan hier wellicht eerste stappen zetten.
De weerbaarheid tegen de gevolgen van de klimaatverandering verhogen door vernatting van wetlands en beekvalleien om infiltratie en wateropslag te bevorderen is een belangrijke doelstelling in Vlaanderen. Landbouwers zullen zich in die gevallen moeten aanpassen aan de gevolgen van die natte omstandigheden in minstens een deel van het jaar, zodat natuurgebieden en (aangepaste) landbouw naast elkaar kunnen bestaan. De case-study bij De Zegge-Mosselgoren is een goed voorbeeld van hoe deze twee vormen van landgebruik vaak vlak naast elkaar bestaan en elkaar beïnvloeden en hoe er dus conflicten kunnen ontstaan. De ontwikkelde modelinstrumenten kunnen nu ingezet worden met lokale gegevens en door alle relevante factoren mee te nemen (landbouwpraktijken, specifiek waterbeheer, …). Toekomstig onderzoek in dit soort gebieden kan dan de gevolgen van specifieke scenario's voor vernatting voor de landbouwpercelen inschatten. Het zou echter ook goed zijn om een aantal pilootstudies te doen waarin de impact ook in de realiteit wordt gemonitord, zodat het model verder gevalideerd en stelselmatig verbeterd kan worden.